Plaatselijke regels

Plaatselijke Regels 

Buiten de baan wordt aangegeven met witte palen of witte markeringen op bestaand hekwerk.

Hole 2:  Als de bal bij het spelen van deze hole door de “buiten de baan” grens op hole 3 terecht komt of via deze grens in de hindernis belandt, is de bal “buiten de baan”.   

De hindernis aan de linkerzijde van deze hole is een hindernis die zich uitstrekt tot het oneindige.

Hole 2 en 10: Achter de greens bevindt zich een hindernis die zich uitstrekt tot het oneindige. Een speler mag met bijtelling van één strafslag een bal droppen in de dropzone.

Hole 2 en 16:  Als de bal het laatst de grens van de hindernis heeft gekruist via de houten rand van de bunker dan mag de speler met één strafslag een bal droppen in de dropzone.

Hole 6, 7 en 11:  Als de bal via de greenzijde of de bunker in de hindernis terecht komt, mag de speler met één strafslag een bal droppen in de dropzone.

Een dropzone (zoals bedoeld in Regel 14.3) wordt aangegeven door een wit bord met de letters DZ. Droppen mag binnen 2 stoklengten vanaf dit bord.

Grond in bewerking wordt aangegeven met blauwe palen of markeringen. De speler mag dit gebied ontwijken volgens Regel 16. 1b. 

Grond in bewerking en hindernissen aangegeven met respectievelijk blauwe palen met groene kop en rode palen met groene kop zijn een verboden speelzone. Verplicht ontwijken respectievelijk volgens Regel 16.1f (zonder straf) en 17.1 e (met strafslag).

Aangepaalde bomen en jonge aanplant zijn ook een verboden speelzone. Als de bal van een speler op of tegen een dergelijke boom of (gemarkeerde) aanplant ligt dan moet de speler de belemmering ontwijken volgens Regel 16. 1f.

Houten beschoeiingen van hindernissen vormen de grens van de hindernis en zijn daar onderdeel van.

Straf voor overtreding van deze Plaatselijke Regels:  Strokeplay: twee strafslagen. Matchplay: verlies van hole.